De ijsbeer is zeer groot en krachtig. Mannetjes worden 2,3 tot 2,6 meter lang en wegen 300 tot 800 kilogram. Vrouwtjes zijn kleiner dan de mannetjes en worden 1,8 tot 2 meter lang en 150 tot 300 kilogram zwaar. De ijsbeer heeft een lange nek en een grote neus. Onder de vacht is de huid zwart, wat te zien is op de naakte delen zoals de neus en de lippen. De haren van de vacht zijn niet wit, maar doorzichtig en hol. De kleur van de vacht is, afhankelijk van de tijd van het jaar, lichtval en de hoeveelheid vuil in de vacht, gelig wit tot vuil grijs. Hij is waterafstotend en houdt de warmte van de zon vast. Daarnaast heeft de ijsbeer een dikke onderhuidse vetlaag, waarmee hij warmte vasthoudt. De ijsbeer heeft vliezen tussen zijn tenen, waardoor hij beter kan zwemmen. Zijn achterpoten gebruikt hij als een soort roer om mee te sturen. IJsberen hebben een kleine staart, ongeveer acht tot tien centimeter lang.

De tanden van een ijsbeer groeien elk jaar een beetje. Via de tanden kan men bepalen hoe oud een ijsbeer is. IJsberen worden zelden ouder dan 25 jaar. De oudste wilde beer waarvan de leeftijd bekend was, stierf op een leeftijd van 32 jaar, terwijl het oudste exemplaar in gevangenschap overleed op een leeftijd van 43 jaar.

 

 
Drie ijsberen bij een onderzeeër.

IJsberen leven solitair. Soms komen ze in groepen voor, en zijn dan vrij tolerant tegenover elkaar. Groepsvorming komt vooral voor op plaatsen waar bijzonder veel voedsel voorhanden is, als vuilnisbelten en karkassen van gestrande walvissen. Mannetjes zijn agressief tegenover elkaar in de paartijd. Ook doden mannetjes weleens berenwelpjes en andere beren.

Bij slecht weer graven veel ijsberen een tijdelijk hol (voornamelijk moeders met jongen), maar ze drukken zich ook vaak tegen de grond, waarbij de vallende sneeuw de beer bedekt.

De ijsbeer leeft van zeehonden. Vooral de ringelrob is geliefd, maar ook andere soorten, als baardrob, en in mindere mate zadelrob en klapmuts, worden gedood. Ook aas, walrussen, kleinere walvissen als beloega's en narwallen, vis, sneeuwhaas, lemmingen, zeevogels, eieren, rendier en muskusos worden soms gegrepen. In de zomer trekken enkele ijsberen naar land, waar ze ook plantaardig voedsel als bessen en grassen eten, evenals menselijk afval.

Hij maakt gebruikt van zijn grote klauwen en zijn goed ontwikkelde reukzin om zijn prooi te vinden en te doden. De witte vacht dient daarbij als camouflage. Op zeehonden jaagt hij door te wachten bij ademgaten, maar ook worden ze gedood in holen (ringelrobben werpen hun jong in een sneeuwhol), in het water en op het ijs, waarop de zeehonden rusten.

De ijsbeer heeft een circumpolair verspreidingsgebied. Op Groenland komt de soort zowel op de oost- als op de westkust voor. Op het Europese vasteland komt de ijsbeer niet in het wild voor, maar in het noorden van IJsland worden regelmatig verdwaalde ijsberen waargenomen. Een groot gedeelte van het jaar is de beer te vinden op het drijfijs.

 

https://youtu.be/hOIStQZrszg

Maak jouw eigen website met JouwWeb